BASISHOUDING
Basishouding van de ambulante begeleiders van Lapse. Wij als begeleiders hebben 1 instrument om onze taak uit te voeren en dat zijn wij zelf. Hoe dit instrument functioneert, is afhankelijk van hoe het wordt ingezet. De basishouding van alle begeleiders van Lapse is gelijk. Zo creëren we kwaliteit en uniformiteit. We combineren professionaliteit en betrokkenheid om de cliënt zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. De basishouding bestaat uit 9 peilers en zijn beschreven om u beeld te geven wie wij zijn en hoe wij werken.
1. Oprechte interesse in de cliënt.
Samen met de cliënt op weg naar.... Als twee reizigers op ontdekkingsreis. Wij laten ons verrassen en verbazen, ontroeren en beroeren in een open dialoog. De breuk in iemands levenslijn wordt verkend. Het verloop van het leven kan zo verstoord zijn dat er sprake is van twee aparte levens, één voor en één na het hersenletsel. Samen kijken naar verlies wat geleden is en ontdekken van nieuwe mogelijkheden en kansen. Uit een put klimmen stap voor stap, tree voor tree. Wij vinden het bijzonder om meegenomen te worden door de cliënt in zijn levensverhaal. De lessen, hobbels, het verdriet en plezier die in het verleden zijn doorleefd. Dit is de basis voor het bouwen van een band, een band van vertrouwen. Maar dat betekend dat ook wij iets van ons zelf moeten laten zien. Wie zijn wij en hoe is onze weg tot nu toe geweest wat heeft ons hier als hulpverlener gebracht. Wat kunnen we elkaar in wisselwerking bieden want wij zijn in de wetenschap dat ieder van ons dit kan overkomen.
2. Niet oordelen of veroordelen.
Ieder mens is het product van opvoeding, emoties, herinneringen, waarden en normen enz. We hebben allemaal door de jaren heen een rugzak vol levenslessen verkregen. Ieder van ons heeft zich zo goed mogelijk aangepast aan deze rugzak door middel van overlevingsmechanismen, een copingsysteem. Oordelen en veroordelen van dit basissysteem, is als het veroordelen van de persoon. Dit kan de vertrouwensband schaden of zelfs doen breken. Samen met de persoon die rugzak verkennen en kijken of alles nog past op dit moment. Staan zaken in de rugzak geluk in de weg. Ieder is baas over zijn eigen rugzak. De bron van alle veranderingsprocessen. Alleen de cliënt kan zichzelf veranderen. Kan en mag zelf het evenwicht veranderen. Dit is als een sprong in het diepe waarin alle veiligheid weg valt. Zonder vertrouwensband kan de hulpverlener geen steun zijn waardoor er misschien nooit wordt gesprongen. Wij hebben respect voor de cliënt en zijn proces.
3. Betrouwbaar zijn.
Dat betekend niet alleen doen wat we beloven. Maar vooral ook emotioneel betrouwbaar zijn. De cliënt moet in kunnen schatten/voelen hoe de begeleider reageert. Daar moet samenhang en een zekere mate van voorspelbaarheid in zitten. Dit geeft een veilig en vertrouwd gevoel en zal de cliënt helpen om zaken bespreekbaar te maken die anders onbesproken zouden blijven. Afspraak is afspraak. Als de begeleider een afspraak maakt moet hij 100% zeker zijn dat hij deze ook na kan komen. Teleurstellingen bij de cliënt over niet waargemaakte beloftes worden niet altijd uitgesproken maar blijven wel meewegen in het verdere begeleidingstraject. Transparant zijn. Geen contact met derden over de cliënt zonder dat de cliënt hier van op de hoogte is gesteld. De cliënt moet er zeker van zijn dat de informatie die in het geheim wordt verteld ook geheim blijft.
4. Empatische houding.
In kunnen voelen. Hoewel de cliënt probleemhouder is het toch belangrijk dat onze begeleiders zich inleven in de emoties die gepaard gaan met dat probleem. Vanuit dat perspectief komen ook weer nieuwe inzichten bij de begeleider naar boven. Proberen te starten samen vanuit één zelfde vertrekpunt. Waardoor wij als begeleiders beter het daarbij behorende gedrag kunnen plaatsen. Komt de cliënt dan ergens in zijn proces vast te zitten dan kan en mag de begeleider verschillende wegen laten zien waardoor er nieuwe openingen ontstaan. De cliënt kiest de opening die passend is. De begeleider krijgt van de cliënt een belangrijke rol binnen het proces als er sprake is van een vertrouwensband omdat ze dit samen emotioneel hebben doorleeft.
5. Creativiteit.
Begeleiders van met1 zijn creatief en denken ook buiten bestaande kaders. Hersenletsel is erg complex. Bij een breuk in de levenslijn zien we een leven van voor en na het letsel, die beiden erg belangrijk zijn. De aard van het letsel, de leeftijd en de sociale omgeving maken dat bij precies hetzelfde letsel de uitwerking op een cliënt toch heel verschillend kan zijn. Dat betekend dat de begeleider geen gebruik kan maken van steeds dezelfde methodes maar constant zal moeten zoeken naar de beste methode voor elke afzonderlijke situatie. De basishouding is een raamwerk waar de begeleider zich aan vast kan houden al het andere is veranderbaar. Einddoelen kunnen tussendoelen worden en tussendoelen een eindstation. Een cliënt weet vaak niet wat het einddoel zal zijn omdat er altijd hoop is dat alles weer wordt, zoals het eerst was. Of dat er een wonderbaarlijk geneesmiddel komt of een arts die toch weer iets nieuws heeft ontdekt. Zonder hoop is er geen leven zegt het spreekwoord maar te veel hoop kan acceptatie van de huidige situatie in de weg staan. Citaat uit Hersenletsel: achtergronden en aanpak “ze zeggen dat ik zo veranderd ben”. Hoofdstuk 7, blz. 218, Slot.
Pogingen tot aanpassing leiden regelmatig tot een confrontatie met eigen onvermogen. Die confrontatie kan een voorwaarde zijn het verwerkingsproces te starten. Dit komt meestal pas echt op gang wanneer iemand zich realiseert wat er blijvend veranderd is. Veel mensen willen eerst alles proberen voordat zij dat durven toegeven. Ook bij iemand met hersenletsel is het nauwelijks mogelijk een afgerond verwerkingsproces te verwachten zolang hij nog volop aan zijn herstel werkt. Hij staat dan nog niet open voor het afscheid nemen van zijn leven vóór het letsel en van vaardigheden waarover hij niet meer kan beschikken. Een verwerkingsproces laat zich niet plannen, maar moet ruimte krijgen wanneer het zich in iemands leven aandient.
In de praktijk hebben wij gemerkt dat zonder hoop er ook geen bron is voor motivatie. Het zelf proberen leidt vaak tot faalmomenten door gebrek aan informatie en ziekte-inzicht. Niemand weet hoe ver de cliënt nog kan komen met een op de persoon ontwikkelde training. Zie boek “Een onverwacht inzicht van dr. Jill Bolte Taylor”. Progressie bij een cliënt wordt vaak belemmerd door grenzen van de hulpverlening. Door de trainingen op maat te maken, zo dat de vaardigheden ook geoefend (inslijpen) kunnen worden ook als de begeleider er niet is. Zo kan de cliënt ervaren wat zijn plafond is en hoe hoog dat ligt. Wij ondersteunen cliënten om alles te proberen, wat lukt wel en wat lukt niet. Door goede voorbereiding de kans verkleinen op falen en als het toch gebeurt kijken of het op een andere manier kan al dan niet met hulpmiddelen. Vaardigheden waarover hij niet meer beschikt vervangen door nieuwe vaardigheden. Succes en falen lopen door elkaar heen waardoor de cliënt een goed zich krijgt wat nu nog wel en niet kan. Wat niet kan op dat moment een plaatsje geven door de emoties te ervaren in een veilige situatie samen met de begeleider. Alles wordt in kleine stukjes verwerkt. Langzaam toe groeien naar een nieuw evenwicht waarbij de cliënt de kracht en het vertrouwen heeft dat niet alles altijd goed zal gaan maar dat hij geleerd heeft hoe te handelen. Hierdoor wordt de breuk in de levenslijn niet hersteld maar worden de twee helften wel met elkaar vervlochten. Het vraagt veel creativiteit om deze trainingen samen met een cliënt te ontwikkelen.
6. Alles is bespreekbaar.
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Onze begeleiders zijn niet bang om zaken te bespreken en lopen er niet van weg. Wij vragen door als een cliënt signalen geeft en willen de confrontatie aan gaan ook als de begeleider zelf pijnlijke herinneringen heeft aan een bepaald onderwerp. Wij willen zoveel mogelijk signaleren ook als het voor een begeleider niet iets bijzonders lijkt te zijn. Wij gaan er nooit vanuit dat de cliënt beschikt over informatie die hij eigenlijk al had moeten krijgen. In een revalidatieproces kunnen sommige onderwerpen de revue al zijn gepasseerd maar sommige nog niet. De informatie kan te vroeg gekomen zijn of was niet belangrijk in dat stadium.
7. Leren door voorbeeld.
Veel kaders zijn weggevallen bij cliënten en sommigen hadden al voor hun letsel een beperkt referentiekader. Zo kunnen vragen opkomen als: ben ik wel een goede moeder, hoe moet ik een huishouden runnen, hoe moet ik met geld omgaan, hoe onderhoud ik sociale contacten. Algemene waarden en normen zijn soms niet meer aanwezig. Deze kaders worden vaak gevormd door de leefomgeving, geloof, cultuur, geschiedenis van de familie waarin men is opgegroeid, school, sociale status en financiën. De begeleider kan laten zien hoe te handelen (kader aanbrengen) in bepaalde situaties rekening houdend met iemands letsel. Dat versterkt de band tussen cliënt en begeleider omdat de begeleider zich verplaatst in de situatie van de cliënt. Voorbeeld; zelf in een rolstoel gaan zitten en voordoen hoe je dan boodschappen doet in de supermarkt. Dat lijkt omslachtig maar het kan een grote impact op het dagelijks leven van onze cliënten hebben.
8. Dienstbaar opstellen
Het gaat hier vaak om kleine dingen die voor een cliënt een grote opgave vormen. Het kan een boodschap zijn, even de stofzuiger pakken als er iets is gevallen en niet laten liggen tot morgen omdat dan de huishoudelijke hulp komt. Maar er bestaat een spanningsveld tussen het overnemen van zaken en het streven naar onafhankelijkheid. Onze begeleiders doen veel moeite een goede inschatting te maken wanneer het nodig en wenselijk is iets over te nemen en wanneer niet. De cliënt staat centraal.
9. Empowerment en autonomie.
De cliënt kracht geven door de eigen kracht los te maken in henzelf. Vertrouwen geven dat ze mogen zijn zoals ze zijn. De cliënt is baas over diens eigen situatie en leven. We streven er naar als hulpverlener overbodig te worden. Streven naar autonomie. Het letsel en de daarbij horende problemen zullen dan niet weg zijn maar er is kracht, en er zijn oplossingen gevonden waardoor de cliënt minder problemen ervaart. Men kan het weer zelf en hoe klein de veranderingen ook zijn voor de hulpverlener zo groot kunnen ze zijn voor de cliënt. Een gevoel van eigenwaarde. Dit gevoel geeft rust en tegelijk motivatie om de zaken te behouden die men heeft terugverdiend. Empowerment in alle aspecten van iemands leven. Al heeft de cliënt de vaardigheden niet en kan de cliënt nauwelijks communiceren toch vinden wij het essentieel om te vragen wat de cliënt echt wil. Wij vinden het belangrijk dat de cliënt controle heeft, autonomie in keuzes. Zelfs bij mensen met zware cognitieve stoornissen met de heftigste vormen van letsel is het zaak om een vorm van communicatie op gang te brengen. Waar we weer terug zijn bij de creativiteit van onze begeleiders.